Wanneer het kouder weer is, vragen veel mensen zich al eens af of ze de tuinvogels mogen voederen. Op deze vraag en hoe je dit dan wel best doet, probeer ik hieronder antwoord te geven.
Mag ik tuinvogels voederen?
Het antwoord op deze vraag is ja, dat mag. Wanneer het erg koud is buiten, is het zelfs aan te raden vogels bij te voederen. In de winter zijn er weinig insecten, de bodem is bevroren en de meeste vruchtjes aan de bomen en struiken zijn helaas al op. Ik zag laatst hoe de vruchtjes aan de taxushaag hier snel verdwenen toen het eenmaal koud weer werd. En eens dit gemakkelijk te vinden voedsel op is en de vrieskou daar is, wordt het erg lastig voor de tuinvogels om voldoende eten te vinden. Dit is een probleem aangezien vogels net in de winter veel energie nodig hebben om hun lichaamstemperatuur hoog te houden ondanks het koude weer.
Wanneer mag ik tuinvogels voederen?
Zoals hierboven al duidelijk werd, mag je zeker in de winter bijvoederen. Toch mag dit ook in de andere seizoenen. Er is wel een groot verschil in de samenstelling van de voeding: in de winter mag dit veel vet bevatten omdat de vogels dit nodig hebben in de koude. In de andere seizoenen zit er best weinig vet in maar wel andere voedzame stoffen.
Wat mag ik voederen aan tuinvogels?
In principe kan je heel wat aanbieden. Het is niet de bedoeling om tafelrestjes aan de vogels voor te zetten, dat zullen ze zelfs niet aanraken. Wat wel van de tafel aangeboden mag worden zijn de kruimels! Het tafellaken even uitschudden na de broodmaaltijden zullen de vogels zeker leuk vinden en dat kan je het hele jaar door doen.
Wat voeder ik in de lente?
In de lente zijn de vogels druk in de weer met het bouwen van hun nesten. Ze leggen eitjes en eens deze zijn uitgekomen moeten de jongen gevoed worden. En deze jonge bekjes zijn nooit voldoende gevuld, ze blijven schreeuwen om meer! De ouders hebben het dus druk met voldoende voedsel voor zichzelf en de jongen te voorzien. In deze periode begint de natuur wel voedsel te produceren, dus je hoeft niet meer zo’n uitgebreide maaltijd te voorzien als in de winter. Aangezien er eieren gelegd zijn, kost dit heel wat krachten voor de vrouwtjes. Wat je nu voedert is best kalk- en eiwitrijke voeding. Voorbeelden zijn meelwormen, maar dat heeft uiteraard niet iedereen in huis. Daarom kan je ook gewoon eierschalen in heel kleine stukjes aanbieden door ze volledig te breken. Naast deze kalkrijke voeding kan je ook nog steeds je broodkruimels uitstrooien (maar liever niet te veel) en wat stukken fruit zullen altijd geapprecieerd worden.
Wat voeder ik in de zomer?
In de zomer hebben vogels weinig nodig. De natuur bloeit en levert zeer veel voeding. Eigenlijk vinden de vogels alles wat ze nodig hebben nu buiten. Enkel water kan wel eens een probleem vormen tijdens warme en droge perioden. Biedt daarom zeker een vogelbadje aan! Ik geniet er van om te kijken naar hoe de tuinvogels een bad komen nemen in hun vogelbad. Hoe je zo’n vogelbad maakt? Heel eenvoudig! Een schaal water volstaat! Gewoon dagelijks of zelfs om de paar dagen het water aanvullen en verversen. De schaal kan je dan even uitschrobben zodat er geen algen in groeien.
Als voeding kan je wel nog wat kruimels of stukken fruit geven, maar er zal hier niet veel van gegeten worden.
Wat voeder ik in de herfst?
De dagen worden stilaan kouder en korter. In het begin van de herfst zal er nog heel wat eten te vinden zijn in het wild. Na enkele weken of maanden begint dit echter op te geraken. Nu kan je stilaan echt beginnen bijvoederen. Kruimels zijn zeker goed en stukken fruit ook. Rond november begint het vaak al eens echt koud te worden. Nu kan je beginnen met vetbolletjes en zaad aan te bieden. De vogels kunnen deze extra vetten goed gebruiken tijdens het gure weer. Eens je begint te voederen zullen de vogels ook leren dat ze bij jou terecht kunnen voor eten!
Wat voeder ik in de winter?
De winter is de zwaarste tijd voor alle tuinvogels. Het meeste eten is stilaan op en dus wordt het lastig om nog voldoende voedsel te vinden. De natuur produceert niet meer zoveel en zeker in de verstedelijkte omgevingen is de natuur niet meer in staat om voldoende voedsel aan de vogels te bieden. En dus moeten wij dit doen! Vetbolletjes zijn nu echt belangrijk net zoals een zaadmengeling. Wat veel mensen al eens vergeten is het aanbieden van water. “Water in de winter?”, denk je misschien? Jazeker! Als het vriest is er nergens nog vloeibaar water te vinden en dat is noodzakelijk voor alle levende wezens! Denk er dus aan om geregeld te kijken of er nog vloeibaar water in je drinkschaal zit. Als het water te snel bevriest in je schaal, kan je overwegen om er een klein beetje suiker aan toe te voegen. Dit zorgt ervoor dat het water minder snel zal bevriezen!
Let op: eens je begint met het voederen van de tuinvogels in de herfst zullen ze je tuin met voeding associëren. Ze verwachten en vertrouwen erop dat er daar eten te vinden is. Het is dus nodig om enkele maanden door te gaan met voederen eens je in de herfst of winter begint! Stoppen is zeer slecht voor de vogels rondom je tuin aangezien ze plots in de problemen zullen komen om voldoende voeding te vinden!
Hoe voeder je tuinvogels?
Nu we weten dat we tuinvogels mogen voederen, is een logische vraag hoe je dit dan doet. Je ziet al eens vetbolletjes ophangen aan bomen maar ook voederhuisjes of voederplanken komen voor, net zoals zaadhouders (voederbuisjes) die je in bomen kan hangen. Maakt het dan uit wat je kiest? Ja, er is een verschil, en dat verschil hangt af van de vogels.
Grote tuinvogels eten geven
De grotere vogelsoorten zoeken haast al hun voedsel op de grond. Als je hen eten wil geven kan je dit dus ook best op de grond doen. Gewoon wat zaadjes en broodkruimels op het gras strooien kan al volstaan. In de winter maak je best een plekje sneeuwvrij en dan kan je op deze plek de vogels voederen.
Kleine tuinvogels eten geven
De meeste kleine vogelsoorten eten vaak in struiken. Uiteraard komen ze ook wel eens op de grond. Veel mussen zie je wel eens op de aarde pikken, maar mezen doen dit veel minder. Meesjes blijven haast altijd in struiken of bomen om te eten. Een voederplank of voederhuisje is voor kleine vogels de beste keuze en kan er zelfs voor zorgen dat grote vogels niet aan het voedsel geraken. Op de grond worden kleine vogels al eens weggejaagd door de grotere. Het voer dat je best geeft zijn vetbollen (soms ook wel mezenbollen genoemd) en zaadmengelingen, al worden broodkruimels ook wel eens gegeten.
Een voederplank of beter een huisje?
Het voordeel van een plank is dat de meeste vogels hier geen schrik van hebben. Terwijl je hierop lekker zit te smullen zie je alles rond je heen goed gebeuren. Je ziet gevaar dus al snel afkomen en indien nodig kan je snel wegvliegen, er is niets dat je tegenhoudt. Dat is niet zo bij een voederhuisje. Er zijn heel wat vogels die minder snel in een huisje vliegen omdat het niet zo overzichtelijk is. Gevaar zien afkomen is niet eenvoudig en ze hebben hier dan ook soms schrik van. Daar staat wel een enorm voordeel tegenover: het voedsel blijft droog! Regen en sneeuw laten het voedsel hier niet snel bederven, wat wel eens gebeurt op een voederplank.
Voor de plank en het huisje geldt dat je ze best voldoende hoog boven de grond zet om zo een goed overzicht te bieden op roofdieren zoals katten. Minstens 1,50 meter hoogte is aan te raden. Zorg natuurlijk ook dat er geen kat van uit de buurt op kan springen, dus zet de voederplaats een beetje apart en niet net tegen een haag.
Zelf vetbolletjes maken
En nu aan de slag! Er is toch niets zo leuk als zelf het vogelvoer te maken! Moeilijk is het zeker niet, en het is leuk om met kinderen te doen op een regenachtige namiddag.
Benodigdheden:
- Wat verzadigd vet, dus denk aan frituurolie (zonder zout, kan je normaal in de supermarkt kopen) of vet dat je rond vlees vindt en bij de slager kan krijgen. Plantaardige olie die wij in de keuken gebruiken is niet goed voor vogels.
- Zaden: dit kan een zaadmengsel zijn of wat hennepzaad met zonnebloempitten. Gebruik hiervoor geen kippenzaad, dit is te hard voor kleine tuinvogels.
- Extraatjes: denk hierbij aan pindanoten, een beetje maïs en zelfs enkele rozijnen.
- Een vorm: vaak worden hiervoor potjes uit de keuken, bloempotten, oude conservenblikken… gebruikt. De precieze vorm maakt weinig uit, zorg alleen dat het niet smelt bij wat hogere temperaturen.
- Een katoenen draad
Starten maar!
- Smelt het vet in een kookpot. Vloeibaar maken volstaat, je moet het niet proberen te koken.
- Voeg zaden toe aan het vet.
- Giet de zaadmengeling met het vet in je vormpjes.
- Duw je katoenen draad in het vet. Zorg dat deze zeker tot het midden gaat, eventueel zelfs door de hele bol.
- Laat het vet goed stollen, eventueel sneller laten afkoelen door het in de koelkast te zetten.
En nu ben je klaar om de vetbolletjes in de tuin op te hangen! Hang ze hoog genoeg zodat katten er niet aan kunnen (denk hier weer een minstens 1,5 meter). Nu enkel nog een lekkere warme drank voor jezelf maken en dan toekijken hoe de meesjes van je vetbolletjes komen eten! Ze zullen je dankbaar zijn voor je werk!